De voormalige maire Hendrik Wijnand Rasch bleef als burgemeester in functie. Harmen Addink, voorheen adjunct-maire, stond hem voortaan als vice-burgemeester terzijde.
Evenals ten aanzien van de andere provincies het geval was, werd door koning Willem I de bestuursorganisatie van Gelderland overgelaten aan de staten van dat gewest. De totstandkoming van een regeling voor het bestuur op het platteland heeft in Gelderland geruime tijd gevergd omdat men zo veel mogelijk rekening wilde houden het de typische structuur van dit vóór 1795 uit drie vrij zelfstandige kwartieren bestaande gewest. *
Aan de voorlopige bestuursorganisatie kwam wat Gelderland betrof, een einde door de inwerkingtreding van de reglementen op het bestuur der steden en op het bestuur van het platteland van Gelderland, respectievelijk vastgesteld bij KB van 5 november 1815 en 11 februari 1817.
Het laatstgenoemde reglement trad in werking op 1 januari 1818. Het bepaalde, dat het platteland werd verdeeld in 17 districten of hoofdschoutambten, welke gezamenlijk 107 gemeenten of schoutambten omvatten.
Het schoutambt Steenderen vormde met de schoutambten Hummelo en Keppel, Ruurlo, Doetinchem, Zelhem en Hengelo het hoofdschoutambt Doetinchem, waarvan W.H.A.C. baron van Heeckeren van Kell hoofdschout werd.
De schout werd als hoofd van het plaatselijk bestuur bijgestaan door twee leden van de gemeenteraad, die door de Provinciale Staten, de hoofdschout gehoord, op voordracht van de raad, jaarlijks werden benoemd. Zij kregen de titel van assessor.
De taak van de hoofdschout -die door de koning werd benoemd- bestond globaal gezien, uit het oefenen van toezicht op lagere overheidsorganen ten plattelande en het dienen van advies aan de gouverneur der provincie en de staten. Zwaartepunt van zijn taak lag in het toezicht op de gemeentebesturen.
De schout, wiens benoeming eveneens door de koning geschiedde, oefende het bestuur uit "...in alles, wat tot de handhaving en uitvoering der bestaande keuren, reglementen en andere verordeningen van plaatselijke policie, oeconomie, veiligheid en goede orde, welvaart en nijverheid der ingezetenen, verbetering van zedelijkheid, wering van armoede en bedelarij, bevordering van gezondheid, de reinheid en zindelijkheid van publieke wegen, straten en grachten, waterleidingen en dergelijken, en de verdere onderwerpen van de plaatselijke administratie en het huishoudelijk bestuur behoort..." *
Hij was in het bijzonder belast "...met de meeste naauwkeurige nakoming van de grondwet en de onverwijlde uitvoering van alle de wetten en bevelen, welke hem vanwege den Koning door de hoofden der ministeriële departementen, de Gouverneur of de Staten der Provincie, onmiddellijk, of door den Hoofdschout, worden gegeven..." *
Ook het opmaken van de akten van de burgerlijke stand en het bijhouden der registers was hem opgedragen *
Het aantal gemeenteraadsleden in het schoutambt Steenderen bedroeg vier personen. De eerste leden, die krachtens het reglement in functie traden waren: Jan Breukink, Egbert Wijers Ezn., jonkheer C.F.W. van der Heyden van Baak en Arend Vlemingh. Beide eerstgenoemde leden werden assessor. Korte tijd later namen Jan Breukink en jonkheer van der Heyden ontslag. In hun plaats werden benoemd Petrus Nas (tevens assessor) en Gerrit Garritsen Steenbergen.
De reglementen voor het bestuur der steden en het platteland werden na betrekkelijk korte tijd vervangen door nieuwe. Bij KB van 8 jan. 1824 en van 23 juli 1825 werden achtereenvolgens nieuwe reglementen vastgesteld voor het bestuur der steden en het platteland.
Het platteland werd verdeeld in districten, welke elk een aantal gemeenten omvatten. De benamingen hoofdschoutambt en schoutambt en de analoge titels der hiervan aan het hoofd geplaatste functionarissen vervielen. De taak der hoofdschouten werd opgedragen aan zgn. districtscommissarissen. De schout heette voortaan weer burgemeester. Het bestuur van elke gemeente werd gevormd door een burgemeester, twee assessoren en een gemeenteraad, welke inclusief beide assessoren, uit zes of acht personen bestond.
De eerste burgemeester, aangesteld krachtens het nieuwe reglement, was Evert Godfried Planten, die in 1820 de toen overleden schout Rasch was opgevolgd. De gemeenteraad bestond in 1825 uit: Arend Vlemingh, Gerrit Garritsen (assessoren), Hendrik Arends Hulstijn, Garrit Breukink, Harmen Addink en Jan Masselink.
De bestaande indeling van het platteland werd gehandhaafd zolang door de koning geen nieuwe was vastgesteld. Wanneer ergens een districtscommissaris vertrok of overleed, werd zijn district gecombineerd met een naburig district. Het district Doetinchem, waartoe, zoals reeds gemeld, de gemeente Steenderen behoorde, werd bij KB van 14 febr. 1825 gesteld onder de districtscommissaris van Borculo, L. baron van Heeckeren tot de Wiersse. Dit geschiede wegens de benoeming van de voormalige hoofdschout W.H.A.C. baron van Heeckeren van Kell tot gouverneur der provincie Gelderland.
Bij KB van 14 dec. 1827 werd het district Doetinchem verenigd met het district Borculo. Toen de districtscommissaris van Borculo in 1835 eervol ontslag werd verleend, werd A.P.R.C. baron van der Borch van Verwolde, districtscommissaris van Lochem belast met de waarneming van het bestuur van het gecombineerde district. Na zijn overlijden op 7 okt. 1836, werd de vroegere districtscommissaris baron van Heeckeren tot de Wiersse met de waarneming belast.
Bij KB van 6 aug. 1837 werd voor het platteland van Gelderland een nieuwe indeling in vijf districten vastgesteld. De voormalige districten Doetinchem, Lochem, Borculo en Bredevoort werden samengevoegd tot het district Zutphen waarvan mr. R.W. baron van Lynden districtscommissaris werd.
In het archief van de gemeente Steenderen heeft de ontwikkeling der bestuursorganisatie duidelijke sporen nagelaten. De stukken daterende uit de eerste helft van de 19e eeuw weerspiegelen in menig opzicht de positie van de schout en burgemeester als uitvoerder van de bevelen der centrale en provinciale overheid. Ook hun persoonlijke bemoeiing met verschillende onderdelen der gemeentelijke administratie vond haar neerslag in zeer vele bescheiden.
Een belangrijk deel van de geïnventariseerde archivalia werd aangetroffen tussen bescheiden van het oud archief der gemeente, met welke het in het begin van 1900 was overgebracht naar de toren van de Hervormde kerk te Steenderen.
Het in deze inventaris beschreven archief omvat de periode 1818-1939. Van 1940 af werd door de gemeentelijke administratie voor de ordening der archivalia gebruikt gemaakt van het decimale registratuursysteem der Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Om redenen van praktische aard moest bij sommige inventarisnummers het jaar van afsluiting worden overschreden.
Kenmerken
Information obtained from our archives can not be used without crediting the source and our archive must be mentioned at least once in full without abbreviations.
VOLLEDIG/Full:
Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, Doetinchem. Toegang 0446 Gemeentebestuur Steenderen, 1811-1940
VERKORT/Thereafter:
NL-DtcSARA 0446