Onderzoek naar onderwijs
U kunt in deze gids basisinformatie, zoekmogelijkheden, voorbeelden en tips vinden met betrekking tot het doen van onderzoek naar onderwijs in de Achterhoek en Liemers. Onderzoek naar het onderwijs in een dorp of stad kan bruikbaar zijn om meer te weten te komen over de geschiedenis van een plaats of van een van uw voorouders. Informatie over onderwijs is echter niet alleen te vinden in de archieven van scholen zelf (deze zijn te vinden in de categorie ‘Onderwijs en Wetenschap’). Er zijn veel verschillende bronnen waarin u informatie kunt vinden. Stukken kunnen terug te vinden zijn in archieven van gemeenten, kerken of rechtsopvolgers hiervan. Het is belangrijk te achterhalen welke instellingen er betrokken waren bij de organisatie van de school waar u informatie over zoekt. Wie dit waren verschilde per gebied en periode. Deze gids zal u helpen om te starten met uw onderzoek. De verschillende informatiebladen geven meer informatie over specifieke bronnen.

In deze gids:
-
Wat moet ik weten voordat ik onderzoek doe naar het onderwijs in de Achterhoek en Liemers?
-
Welke bronnen kan ik gebruiken als ik onderzoek doe naar een bepaalde periode of een bepaald soort onderwijs?
-
Hoe doe ik onderzoek in de verschillende bronnen? – voorbeelden.
-
Hebben mijn voorouders onderwijs genoten?
-
Waren mijn voorouders onderwijzer of betrokken bij het schoolbestuur?
-
Welke boeken kunnen een hulpmiddel zijn?
1. Wat moet ik weten voordat ik onderzoek doe naar het onderwijs in de Achterhoek en Liemers?
Het is belangrijk om te weten hoe onderwijs geregeld was in de periode waar u onderzoek naar doet.
TIP:
Belangrijke vragen om te beantwoorden zijn: ‘Onder welk plaatselijk bestuur viel een dorp of stad in deze periode?’, ‘Onder welke religieuze invloed stond een school?’ en ‘Naar welke onderwijsvorm ben ik op zoek, zoals basisonderwijs of vervolgonderwijs?’. Maak hiervoor gebruik van het onderstaande informatieoverzicht. Dit is slechts een basisoverzicht met informatie over onderwijs door de jaren heen en verschillende soorten onderwijs. Hierin zijn ook de belangrijkste zoekmogelijkheden weergegeven. Wilt u meer weten? Kijk verderop in deze gids bij de bronnen en voorbeelden of de literatuursuggesties. Ook al werd onderwijs pas in 1901 verplicht, vrijwel ieder dorp had hiervoor al scholen en iedere stad had er wel meerdere. Scholen speelden een belangrijke rol in de dorpen en steden, ook in de Achterhoek en Liemers. Onderwijzers hadden niet alleen de taak om de kinderen te onderwijzen, in het verleden hadden zij hiernaast vaak een maatschappelijke functie. Er was voor de achttiende eeuw geen landelijke organisatie van het onderwijs. Onderwijs werd tot deze periode door de plaatselijke overheid, particulieren of kerken geregeld.
Let op:
-
Voor de Reformatie was dit de Katholieke Kerk die veel invloed had. Na de Reformatie was dit de Protestantse Kerk.
-
De godsdienstige hervorming was van belang voor het onderwijs aan meisjes. Voor de Reformatie werd er vrijwel geen onderwijs gegeven aan meisjes. De Protestantse Kerk legde sterk de nadruk op het zelfstandig kunnen lezen van de Bijbel. Leesonderwijs voor meisjes werd hierdoor meer vanzelfsprekend. Absoluut gezien namen meisjes minder dan jongens aan het onderwijs deel.
-
Pas in de Franse periode (1795-1815) werd het onderwijs landelijk geregeld door nieuwe wetgeving. Vanaf 1795 werden de plaatselijke besturen, zoals het stadsbestuur, werden vervangen door gemeenten. Er werden veel nieuwe wetten ingevoerd en er kwamen veranderingen:
-
Onderwijsvorm: Er was voor de Franse periode geen klassikaal onderwijs. Kinderen kregen taken en werden overhoord door de onderwijzer. Leerlingen van meerdere leeftijden zaten vaak in één lokaal. De meeste kinderen leerden alleen lezen en kregen godsdienstles. De welgestelden gingen vaak langer naar school en kregen dan, naast het lezen, ook vakken als schrijven en Latijn. Tijdens de Franse periode was klassikaal onderwijs in opkomst en er kwam steeds meer aandacht voor praktische vakken zoals rekenen.
-
Religie: Er was geen scheiding van kerk en staat tot 1795 waardoor de kerk veel invloed had op het onderwijs. Onderwijzers hadden vaak nevenfuncties in de kerk en de rol van de kerk in de benoeming van onderwijzers was groot. De kerk ‘keurde’ bijvoorbeeld kandidaten op religieuze kennis en achtergrond, in plaats van kunde.
Er kwam in de Franse periode een einde aan de dominante rol van de gereformeerde kerk. Onderwijs werd nog wel gegeven op een christelijke basis maar dit mocht voor de wet niet meer gereformeerd zijn. Alleen de ‘openbare scholen’ kregen nog subsidie. In de praktijk veranderde er weinig en werd er nog wel onderwezen in de gereformeerde leer.
In de loop van de negentiende eeuw werden veel nieuwe wetten ingevoerd en het schoolsysteem veranderde. Steeds meer kinderen gingen naar school en er werden hogere eisen gesteld aan schoolgebouwen en het onderwijzend personeel. Dit alles bracht steeds meer onkosten met zich mee. Hierdoor is er veel over te vinden in de gemeentearchieven over de financiën van de scholen, met name met betrekking tot het lager onderwijs.Men streefde ernaar om steeds meer kinderen naar de lagere school te laten gaan. In de steden werden de lagere scholen steeds meer ingedeeld in sociaaleconomische klassen. Het vroegere ideaal van de christelijke opvoeding werd ingeruild voor dat van de maatschappelijk nuttige burger. Middelbaar onderwijs groeide in kwaliteit en kwantiteit en werd steeds meer gericht op de praktijk van handel en bedrijf. Steeds meer mensen bezochten vervolgonderwijs. In de loop der tijd werd de inhoud van het onderwijs verbeterd, zo kwamen er steeds meer richtlijnen voor inhoud van het onderwijs. De eisen aan onderwijzers werden steeds strenger en ook voor hen werden opleidingen ingevoerd zoals de kweekschool.
2. Welke bronnen en informatie kan ik gebruiken als ik onderzoek doe naar een bepaalde periode of bepaalde soort onderwijs?
Tot 1300
Onderwijs was een kerkelijke zaak. Scholen waren onderdeel van kerken en kloosters. Jongens werden er vooral opgeleid voor kerkelijke functies. Onderwijs bestond voornamelijk uit godsdienstlessen, koorzang, en het leren lezen en overschrijven van Latijnse kerkelijke teksten.
TIP:
Maak vooral gebruik van literatuur. Informatie in archieven is namelijk erg lastig te achterhalen. Kunt u oud schrift lezen en wilt u het toch proberen? Gebruik archieven van kloosters, kerken en plaatselijke besturen.
1300-1580
Men kreeg meer behoefte aan schoolkennis voor bestuurs- handels- en nijverheidsfuncties. Veel nieuwe scholen werden gesticht waarbij de kerk iets minder sturend werd.
-
Steden: Scholen werden overgenomen door stadsbesturen. Zij stelden de reglementen vast, hadden het recht onderwijzers aan te stellen en zorgden voor de financiering.
-
Platteland: Plaatselijk bestuur was verantwoordelijk voor het aanstellen van onderwijzers en financiële steun. Bestuur was vaak in handen van de kerk.
-
Katholieke kerk: Geloofsonderwijs was belangrijk. Kerk had grote invloed door aanbeveling onderwijzers en financiële steun.
TIP:
Maak gebruik van archieven van plaatselijke besturen (bijvoorbeeld: SARA 0214 Huis Bergh, 1227-1842 of SARA 0261 Stadsbestuur Doetinchem, 1341-1811). Maak daarnaast gebruik van katholieke kerkarchieven. Houd er rekening mee dat de katholieke kerken ophielden te bestaan door de Reformatie. Het archief van de Rooms-katholieke parochie van de H. Georgius te Terborg heeft bijvoorbeeld retroacta daterend van voor de Reformatie. Het archief van de Hervormde Gemeente Terborg heeft daarnaast ook retroacta, daterend van voor de Reformatie, die zij dus hebben overgenomen uit het katholieke archief. Het archief van het Hof van Gelre en Zutphen (Gelders archief 0124) kan ook informatie bevatten voor de periode vanaf 1543. Dit was namelijk het rechterlijke bestuurscentrum van de regio.
1580-1795
Na de Reformatie werd het katholieke onderwijs in de Republiek verboden, onderwijzers werden gedwongen de nieuwe religie aan te nemen. De gereformeerde kerk zag onderwijs als een manier om mensen te betrekken bij het nieuwe geloof. Vrijwel ieder dorp had al een school in de zeventiende eeuw.In de structuren van benoeming, financiering en invloed nam de gereformeerde kerk het stokje over van de katholieke kerk. Er kwam meer onderwijs in de landstaal en meisjes genoten vaker onderwijs. In de Kleefse enclaves (zoals Wehl) was er al leerplicht vanaf 1717. Hier was ook meer geloofsvrijheid waardoor hier katholieke én protestantse scholen bestonden. Katholieke kinderen uit de grensregio’s gingen vaak over de grens naar school.
TIP:
Maak gebruik van gereformeerde kerkarchieven. Daarnaast kunnen de archieven die genoemd zijn bij de periode 1300-1580 gebruikt worden. Zoals de archieven van plaatselijke besturen, stadsbesturen en het Hof van Gelre en Zutphen (Gelders archief 0124). Het archief van de Classis van Zutphen, (Erfgoedcentrum Zutphen 0283) bevat informatie over de organisatie van de gereformeerde kerk.
1795-1815
De Franse periode was een periode van hervormingen: scheiding van kerk en staat werd ingevoerd en de macht werd gecentraliseerd. Onderwijs werd een staatszaak. Veel veranderingen ontstaan in het onderwijs door nieuwe wetten en richtlijnen. Veranderingen ontstaan ook door de invloed van de Verlichting.Scholen werden openbaar, met minder nadruk op gereformeerd geloof. Beslissingen kwamen meer bij de gemeentebesturen te liggen. Dit ging natuurlijk niet op voor particuliere scholen. En er kwamen richtlijnen voor de eisen aan onderwijzers en hun salaris.
TIP:
Maak voor het begin van deze periode nog gebruik van de plaatselijke besturen en stadsbesturen. Deze bestuursorganisatie werd aangepast door de Fransen. Nederland werd na 1811 ingedeeld in arrondissementen en kantons en ‘mairieën’ (gemeenten). Na de Franse periode werden deze vervangen door gemeenten. Houd hier rekening mee als u zoekt in de archieven.
Gebruik gereformeerde kerkarchieven maar soms ook katholieke kerkarchieven. Katholicisme werd namelijk weer toegestaan door de Fransen. Voor de opvolger van het Hof van Gelre en Zutphen maak gebruik van het archief van de Gewestelijke besturen in de Bataafs-Franse tijd (Gelders archief 0016).
1815-1901
Na de Franse periode bleven veel ingevoerde wetten bestaan en ontwikkelingen zich voortzetten. Zo werd steeds meer onderwijs klassikaal en alleen openbare scholen kregen subsidie.In de praktijk was het grootste deel van de onderwijzers gereformeerd. Onderwijzers moesten wel examens afleggen om aan te tonen dat zij bevoegd waren. Onderwijswetten hebben wel alleen betrekking op lager onderwijs. De term lager onderwijs had betrekking op al het onderwijs, behalve Latijnse scholen en Universiteiten.In 1858 ontstond er vrijheid van onderwijs door nieuwe wetgeving. De eerste katholieke scholen werden opgericht. Wel kreeg alleen openbaar onderwijs subsidie. Ook al was er vrijheid van onderwijs, het aantal religieuze scholen nam niet explosief toe. Het was financieel voordeliger om te proberen een onderwijzer van religieuze voorkeur als hoofd van de school te krijgen. Dit zorgde vaak voor veel strijd in dorpen en steden.Er werd vanaf 1858 onderscheid gemaakt tussen gewoon lager onderwijs (g.l.o.) en meer uitgebreid lager onderwijs (m.u.l.o.) met hierbij richtlijnen voor vakken. Jaren later volgden er ook richtlijnen en wetten voor het hoger onderwijs. Er was meer behoefte ontstaan voor richtlijnen en wetgeving omtrent vervolgonderwijs doordat er steeds meer behoefte kwam aan geschoolde mensen door de economische en technische ontwikkelingen in de samenleving.Er kwamen steeds meer wetten en richtlijnen bij met betrekking tot de lokalen, de onderwijzers en hun loon etc. Hierdoor kwam er steeds meer druk op de gemeenten, bijvoorbeeld als het ging om financiering.
TIP:
Maak vooral gebruik van gemeentearchieven. De gemeenteraad had met name veel invloed op de openbare scholen. Zij benoemde en ontsloeg de onderwijzers, bepaalde de hoogte van het schoolgeld dat zij inde en zij beheerde de subsidieaanvragen. Maak daarnaast gebruik van katholieke en gereformeerde kerkarchieven.De gereformeerde kerken hadden in de eerste helft van de negentiende eeuw nog veel invloed op het onderwijs, ook al zijn de scholen openbaar. De rol van de katholieken werd wel groter in deze periode in een aantal gemeenten. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw werd het toegestaan om religieuze scholen te stichten. Voor deze gehele periode is het van belang om te weten welke religie de meeste macht had over de school of wie de school had gesticht. De nieuwe katholieke scholen kwamen bijvoorbeeld onder het gezag van het kerkbestuur te staan terwijl openbare scholen onder het gezag van de gemeenteraad bleven.Gemeenten en kerk verzorgden bijvoorbeeld de hulp aan de armen en veel kinderen gingen naar school met steun van de armenzorg. Gemeenten en kerken wilden weten wie er naar school gingen en voor wie er betaald moest worden en hier werden lijsten van bijgehouden. Ben je op zoek naar deze lijsten? Kijk dan verderop in deze gids.
1901-1968
In 1901 werd het verplicht voor kinderen om naar school te gaan. Veel kinderen gingen hiervoor al wel in de winter naar de lagere school. Op de dagen dat men druk was op het land bleven zij dan thuis. Na de invoering van de leerplicht wilden ouders kinderen ook thuis houden als er bijvoorbeeld gezaaid moest worden. Er kwam veel controle op schoolverzuim vanuit de gemeenten, iets wat u tegen kunt komen in de gemeentearchieven.Vanaf 1921 kregen naast de openbare scholen ook bijzondere scholen subsidie. Het oprichten van scholen werd vooral gedaan vanuit het initiatief van kerkbesturen. De staat betaalde zo voor scholen zonder dat ze daar het beleid mochten bepalen. Het kerkbestuur fungeerde dan vaak als schoolbestuur. Men wilde zoveel mogelijk gebruik maken van eigen instellingen om ‘besmetting met verkeerde ideeën’ tegen te gaan.Het onderwijs groeide vooral in kwantiteit door de sterke toename van de bevolking. Steeds meer mensen stromen vanuit het basisonderwijs ook door naar vervolgonderwijs. In deze periode werd de leerplicht ook steeds meer uitgebreid, kinderen moeten steeds langer naar school.In 1968 kwam de ‘Mammoetwet’ waardoor het voortgezet onderwijs drastisch verandert. De schaalvergroting in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs leidde tot de vorming van grote scholengemeenschappen. Vanaf 1975 werd de leerplicht uitgebreid en vanaf dit moment ging vrijwel iedereen ook naar vervolgonderwijs. Vanaf 1985 werd ook het kleuter en basisonderwijs samengevoegd.De verzuiling binnen het onderwijs bleef nog wel bestaan in naam maar de bemoeienis van de pastoors en dominees werd wel minder.
Tip:
Maak vooral gebruik van gemeentearchieven. De gemeenteraad had met name veel invloed op de openbare scholen. Zij benoemde en ontsloeg de onderwijzers, bepaalde de hoogte van het schoolgeld dat zij inde en zij beheerde de subsidieaanvragen. Maak daarnaast gebruik van katholieke en gereformeerde kerkarchieven als deze aan het hoofd stonden van een bijzondere school. Subsidieaanvragen van deze bijzondere scholen liepen wel via de gemeenteraad.Vervolgonderwijs had vaker een meer particulier karakter. De rol van de gemeente in de financiering werd wel groter in de loop van de tijd. Maak vooral gebruik van de archieven van de scholen zelf. Soms ligt dit nog bij de (besturende)instantie, of de rechtsopvolgers hiervan. Houd er bij de meer recente bronnen rekening mee dat het mogelijk is dat persoonlijke dossiers niet altijd open zijn voor inzage wegens de privacywetgeving. Zie hiervoor informatieblad 018, openbaarheid en inzage.