1334 Buitenpolder De Pannerdense Waard, 1871-1963

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de datering, omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere. Als de datering jaartallen tussen haakjes bevat, betekent dat dat er zich stukken in het archief bevinden die buiten de datering van het 'archiefblok' vallen.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Ten geleide
Bij besluit van Provinciale Staten van Gelderland van 1 april 1957 (Provinciaal Blad nr. 32 van 2 mei 1958) werd per 1 juli 1958 in het leven geroepen het Polderdistrict Oude Rijn en werden tegelijkertijd opgeheven:
het polderdistrict Herwen, Aerdt en Pannerden
de Rosandsche polder
de buitenpolder de Pannerdensche Waard
de buitenpolder 's-Gravenweerd
de Eendenpoelsche buitenpolder,
wier archieven ingevolge artikel 20 van genoemd besluit aan het nieuwe polderdistrict moesten worden overgedragen.
De beschrijving van deze " oude archieven ", met de eventuele gedeponeerde archieven, alsmede van het archief van de in 1968 opgeheven en bij het gebied van het Polderdistrict Oude Rijn gevoegde buitenpolder Netterden, vindt de gebruiker hierachter.
De ordening en inventarisatie van de archieven vond plaats in de jaren 1973-1975 waarbij wegens het praktisch geheel ontbreken van enige oorspronkelijke ordening te werk is gegaan naar analogie van andere, vergelijkbare polderarchieven.
De door de onderscheidene besturen ontvangen en hier en daar slechts fragmentarisch bewaard gebleven series Provinciale Bladen en Provinciale Aanschrijvingen zijn zo veel mogelijk verzameld tot min of meer complete series, en beschreven in het aanhangsel tot deze inventaris. De dubbelen hiervan alsmede zeer grote hoeveelheden vernietigbare stukken zijn verwijderd.
Huis Aerdt, december 1975
J.W. van Petersen
Algemene inleiding
Het Polderdistrict Herwen, Aerdt en Pannerden dateert van 1838, in welk jaar het reeds in 1831 vastgestelde en bij K.B. van 23 september 1837 nr. 57 bekrachtigde Reglement op het beheer der rivier-polders in de Provincie Gelderland in werking trad.
In dit reglement stond het polderdistrict vermeld onder de polders der tweede klasse, hetgeen ondermeer inhield dat het bestuur behalve uit een dijkgraaf uit twee heemraden en vier hoofdgeërfden bestond.
Het district werd omschreven als bevattende " de landen, gelegen onder de dorpen Herwen, Aerdt en Pannerden, binnendijks aan de oostzijde van het kanaal gelegen, welke elk een afzonderlijk bestuur der 3e klasse hebben, bestaande uit 2 leden, hebbende eene gegoedheid van ten minste 3 bunders ". Een en ander slaat op de dorpspolders, die eveneens in 1838, in de voetsporen van de tot dan toe bestaan hebbende dijkbesturen waren getreden, en wier archieven tezamen met die der hiermede verweven geërfdenorganisaties ingevolge artikel 7 van Provinciaal Blad nr. 90 van 15 december 1837 naar het nieuw gevormde polderdistrict werden overgebracht.
Van oudsher stonden de genoemde geërfdenorganisaties en dijkbesturen onder het gezag van het Ambt Overbetuwe. Sinds de totstandkoming van het Pannerdens Kanaal in 1707, waardoor het onderhavige gebied in feite geheel van de Betuwe werd afgescheiden, werd de band daarmede steeds losser, om ten slotte omstreeks het midden van de vorige eeuw geheel te verdwijnen.
De drie zogenaamde binnenpolders, namelijk die in de kerspelen Herwen en Aerdt en de Heerlijkheid Pannerden stonden voor 1838 ieder onder het bestuur van een afzonderlijke dijkstoel, bestaande uit een dijkgraaf met enige heemraden.
In het kerspel Herwen bestond in de tweede helft van de 18e eeuw geen meer en werden de dijkzaken en weteringzaken behartigd door de richter van Herwen en Aerdt met de buurmeesters van Herwen, en later door de schout van Herwen, Aerdt en Pannerden met buurmeesters. Op de Herwense geërfdendag van 29 april 1811 werd geconstateerd " dat de post van schout van Herwen, Aerdt en Pannerden met de invoering van de Franse regterlijke magt zijnde komen te vervallen, het collegie van Schout en buurmeesteren hetwelk totdusverre met de werkzaamheden van den Dijkstoel van Herwen is belast geweest, niet meer bestaat ". Men besloot toen de buurmeesteren van de zorg voor dijken en weteringen te ontslaan en een dijkstoel, bestaande uit een dijkschrijver, tevens eerste heemraad, en een aantal heemraden en noodheemraden te benoemen. Bij geërfdenbesluit van 28 april 1819 werd de titel van 1e heemraad vervangen door die van dijkgraaf.
In Aerdt was reeds omstreeks het midden van de 14e eeuw de " dijkscouwe " een van de rechten, die door de Heer van Aerdt als erfdijkgraaf werd uitgeoefend, terwijl in de Heerlijkheid Pannerden zowel dijkgraaf als heemraden door de Heer werd(en) benoemd.
De omvang van de polders waarin de bovengenoemde dijkbesturen actief waren komt min of meer overeen met die der latere dorpspolders. Het territoir der geërfdenorganisaties was over het algemeen ruimer. Zo omvatte het gebied der gezamenlijke geërfden van Pannerden ondermeer: de latere dorpspolder Pannerden, de Pannerdensche Waard, de Honderd Morgen, benevens de buitenlanden Lobberden, Pannerdensche Buitenwaard, Klompenwaard etc. De bemoeiingen der geërfden strekten zich ook verder uit dan die der polderbesturen, die zich slechts met waterstaataangelegenheden bezig hielden, en die, vanwege het feit dat de drie polders waterstaatkundig gezien eigenlijk één geheel vormden, min of meer hecht met elkander samenwerkten.
De dorpspolders Herwen, Aerdt en Pannerden werden bij besluit van Provinciale Staten van 26 juli 1920 (Provinciaal Blad nr. 133 van 1920) opgeheven (per 1 juli 1921). Het polderdistrict werd bij die gelegenheid verdeeld in drie afdelingen waarvan de grenzen overeenkwamen met die van de opgeheven dorpspolders, ieder met een eigen comptabiliteit. De archieven van de opgeheven dorpspolders werden ingevolge artikel 7 van bovengenoemd besluit bij het archief van het Polderdistrict geplaatst.
Het feit dat de dorpspolders ingevolge het rivierpolderreglement onder een verregaand toezicht stonden van het polderdistrict heeft ten gevolge gehad dat bijvoorbeeld zowel in het archief van het district als in dat der onderscheidene dorpspolders min of meer volledige series begrotingen en rekeningen voorhanden waren. Om praktische redenen is in dergelijke gevallen steeds een zo volledig mogelijke serie gemaakt en beschreven onder de desbetreffende dorpspolder, waarna het restant werd vernietigd.
Omstreeks 1891 is door G.L. van den Helm, burgemeester van Batenburg, in opdracht van het Provinciaal Bestuur een alfabetische inventaris gemaakt van de archieven van het polderdistrict en de voormalige dijkbesturen. De nummers 78 en 79 van bedoelde inventaris, twee verpondingskohieren betreffende, werden niet aangetroffen, en bleken in 1917 aan het Rijksarchief in Gelderland te zijn afgestaan.
In 1936 werd het archiefbestand, dat tot dan toe bij de secretaris had berust, geplaatst in een daarvoor ingerichte ruimte in het gebouw van het pompgemaal aan de Deukerdijk, vanwaar het enige jaren geleden naar Huis Aerdt werd overgebracht.
Inleiding
De Pannerdensche Waard behoorde oorspronkelijk tot de goederen van de Heerlijkheid Pannerden, en de bedijking rond de waard werd dan ook vanwege de Heer onderhouden.
In het begin van de vorige eeuw (19e eeuw, red.) werd de Pannerdensche Waard in percelen verkocht. Sindsdien onderhielden de desbetreffende geërfden de dijk voor gemeenschappelijke rekening.
De administratie van de omslag berustte bij twee of drie gecommitteerden die verantwoording verschuldigd waren aan de geërfdenvergadering.
Van een officieel, van overheidswege erkend polderbestuur was echter geen sprake. Wel schijnt het polderbestuur van Pannerden een zekere invloed te hebben gehad op de gang van zaken in de Pannerdensche Waard. De reden daarvan moeten we zoeken in het grote belang dat de Pannerdensche Waard had bij een goed beheer over de dijken van de Pannerdensche Waard. In geval van doorbraak of overloop van laatstgenoemde dijken had de binnenpolder namelijk zeer ernstig te lijden van kwelwater. Daarom voerde de Pannerdensche polder ook de schouw over de dijk die liep vanaf de Deukerdijk tot aan het Berghsche Hoofd. Ook schijnt de dijkgraaf van Pannerden, als vertegenwoordiger van de Heer, het recht gehad te hebben om in bepaalde gevallen de geërfden van de Waard bijeen te roepen.
Het spreekt vanzelf dat het soort polderorganisatie zoals dat in de Pannerdensche Waard bestond, uitsluitend en alleen kon bestaan door de stilzwijgende medewerking van de geërfden. Tot 1827 schijnt er inderdaad een dergelijke eensgezindheid onder de geërfden bestaan te hebben. In genoemd jaar echter ontstond een ernstige situatie, wijl de geërfden " zich in twee gedeelten verdeeld hebben en elk op hunne wijze vergaderingen hebben belegd en besluiten genomen die wederkerig voor de andere partij niet verbindend waren ...". Het gezag werd nu tijdelijk uitgeoefend door de Dijkstoel van Pannerden. Bij besluit van 24 oktober 1827 nr. 18 en uit kracht van artikel 222 der Grondwet bepaalden Gedeputeerde Staten van Gelderland, dat er een behoorlijk reglement voor deze polder zou worden opgemaakt.
Op13 november van datzelfde jaar werd onder voorzitterschap van het Statenlid De Salve de Bruneton een vergadering van geërfden gehouden, waarin een commissie werd benoemd tot het ontwerpen van bedoeld reglement. Een verschil van mening over het prerogatief van de Heer van de Heerlijkheid om het Dijksbestuur te mogen benoemen, en de voorbereidingen van de totstandkoming van het Rivierpolderreglement,, zijn er de oorzaak van geweest dat het bij concepten gebleven is, en er nooit een definitief reglement is vastgesteld.
In het Gelders Rivierpolderreglement komt de Pannerdense Waard voor als polder der 3e klasse.
In 1932 ( Provinciaal Blad nr.20 ) vond, wegens de verlegging van de Rijnbandijk, een grenswijziging plaats met het Polderdistrict Herwen, Aerdt en Pannerden.
Een belangrijk gedeelte van het archief is gedurende de laatste wereldoorlog verloren gegaan.
NB Zie ook inv. nr. 405

Kenmerken

Datering:
1871-1963
Auteur:
J.W. van Petersen
Raadpleegbaarheid:
Voor het inzien van stukken uit de archieven van het Waterschap Rijn en IJssel dient u de stukken vooraf te reserveren. Dat doet u door een stuk aan te vragen via de 'reactie-knop' bij de beschrijving. Binnen uiterlijk 2 werkdagen ontvangt u een reactie per mail waarin wordt aangegeven wanneer het stuk is in te zien in de studiezaal. In de regel zal dat ongeveer een week na de aanvraag zijn. Vragen? info@ecal.nu of tel. 0314 787078
Toegang:
Inventaris
Omvang:
0,375
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
Information obtained from our archives can not be used without crediting the source and our archive must be mentioned at least once in full without abbreviations.
VOLLEDIG/Full:
Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, Doetinchem. Toegang 1334 Buitenpolder De Pannerdense Waard, 1871-1963
VERKORT/Thereafter:
NL-DtcSARA 1334
 
 
 
Naar boven