165 Wenceslaus van Boeme, hertog van Luccemburg en Brabant, etc., komt overeen met Peter van Culenbourgh, heer van Meer, dat deze hem in leen zal opdragen de hofstede te Meer, waar het huis op gestaan heeft, met het Roedland er omheen.
Ghegeven tot Bruxel opten andern dach in Meerte int jaer ons Heren dusent driehondert tsestich (ende ses)se na coustume d'bisdoems van Camerik.
a. Oorspr. (Inv. no. 6619); het zegel van den oorkonder is verloren.
b. Afschrift in Inv. no. 313, fol. 24 verso.
c. Afschrift in Inv. no. 313, fol 28 verso.
d. Afschrift als bijlage bij een brief van 1614 Januari 13 (Inv. no. 616).
e. Afschrift van 1655 (Inv. no. 6465).

1661 Wilhem, jonggraaf van den Berghe, erkent, namens den hertog van Gelre, schuldig te zijn aan Vrederick Vleishouwer 70 enkele guldens en 8œ "gotzeler", voor onderhoud van de Hessische ruiters.
Op Saetersdage post Invocavit anno etc. tercio.
Oorspr. op papier (Inv. no. 259), geteekend door den oorkonder.

3635 Wilhelm, graaf zum Berg, wijst Johan Voss van Plees de inkomsten toe uit de vicarie van den Heiligen Geest in de kerk te Mheer op voorwaarde, Johan Wessels voor den kerkdienst te doen opleiden en den dienst aldaar inmiddels behoorlijk te doen waarnemen.
Geben in unser statt Bergh am zehenden Octobris im jair eintausent funffhundert und achtzig.
Oorspr. (Inv. no. 6495), met de handteekening en het geschonden zegel van den oorkonder, in roode was.

1815 Keizerin Maximiliaen en aartshertog Kaerle, prins van Spaengnen etc., verleenen aan Anna van Egmondt, gravin van den Bergh, en haar onmondigen zoon graaf Oiswalt, 6 jaar uitstel om leenhulde te doen voor de aan hen leenroerige goederen.
Gegeven in onser stadt van Bruessel den XXIIIIen dach van Julio int jair ons Heeren duysent viifhondert ende twelve ende van onsen rycken van Germanien 'tXXVIIIe ende van Hungrien etc. 'tXXIIIe.
Oorspr. (Inv. no. 6621), met het geschonden zegel met contrazegel van de oorkonders, in roode was.