Hoofdtaak was echter de uitdeling aan armen, de opname van ouderen en de verpleging van zieken. Door schenkingen en inbreng van geld en goederen was het Gasthuis een welvarende instelling en kon gelden beleggen en uitlenen. In 1661 verstrekte men 3000 gulden aan de Staten van het Kwartier van Zutphen. Omstreeks 1680 stond ca. 4.500 gulden uit onder particulieren.
De gasthuismeester werd benoemd door de magistraat, aan wie jaarlijks rekening en verantwoording moest worden afgelegd. In 1375 was aan het Gasthuis een officie van de Heilige geest verbonden en werd het beheerd door het Heilige Geest-gilde. De beheerder noemde zich derhalve 'procurator des heyligen geistes'. In 1494 waren er twee gasthuismeesters, die zich 'provisores ind gasthusmeisteren' noemden. De magistraat was eigenlijk oppergasthuismeester, en Ć©Ć©n van haar leden adjunct-gasthuismeester. Zie verder: Klootsema, J. De geschiedenis van het Gasthuisfonds te Doetinchem, etc. [Doetinchem, 1921].
De Gasthuis-charters maakten oorspronkelijk deel uit van de chartercollectie van de stad, onder de nummers 1-4, 7, 40-179. Zie de regesten 4, 5, 10, 79-226. Deze akten zijn thans ondergebracht in de rubrieken, waarop zij betrekking hebben. Sommige charters, die ogenschijnlijk geen verband met het Gasthuis houden, zijn meestal retroacta bij akten betreffende verwerving van onroerend goed en jaarrenten. Deze zijn ondergebracht in de rubriek 'Stukken waarvan het verband niet duidelijk is'.
Kenmerken
Information obtained from our archives can not be used without crediting the source and our archive must be mentioned at least once in full without abbreviations.
VOLLEDIG/Full:
Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, Doetinchem. Toegang 0261 Stadsbestuur Doetinchem, 1341-1811
VERKORT/Thereafter:
NL-DtcSARA 0261