Uw zoekacties: De mens, deel C. Pagina: 19

Woordenboeken van de Achterhoekse en Liemerse dialecten (WALD), 1984-2010

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Pagina
De mens, deel C. Pagina: 19
Titel:
Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse dialecten (WALD)
Ondertitel:
De mens, deel C
Pagina:
19
Deel:
C
Jaar van uitgave:
2001
Auteur:
Schaars, A.H.G.
op je af komt of om niet gezien te worden" gebruukt de metwarkers vake de volgende weurde; völle woordenbeuke sluutzich door bie an:
01 DUKE(N): Gor, Hart. Alm, Zut, Wich, Loch, Lar, Bor, Gees, Gels, Nee, Eib, Rek, Bel, Lich, Gen, Zei, Doet, Wehl, Ste, Baa, Olb, Does, Ang, Wesv, Dui, Zev / Pan 1988 [Telge 7, 32], Lich 1991 [Telge 8, 34] | | Mar, Haak.
02 WEGDUKE(N): Vor, Win, Groes, Did. 03 IN MEKARE DUKEN: Groen, Kep, Hen. 04 DOEKE(N): Gor, Alm, Eef, Vor, Ruu, Loch, Lar, Bor, Eib, Rek, Bel, Aal, Win, Gen, Voo, Vars, Sin, Sil, Wesd, Zei, Dre, Hen, Tol, Sto / Acht 1895 [Telge 2, 25], Acht-Tw 1948 [Wanink 1, 87], Win 1971 [Deunk 1, 42], Vars 1985 [Telge 6, 85], Vra 1991 [Telge 8, 31], Gen 1999 [Telge 12, 43] | | Wilp, Vre, Ges.
05 WEGDOEKEN: Win, Tol | | Ram. 06 IN MEKARE DOEKEN: Tol. 07 DUIKEN: Wesd.
Eib: Doeken doo'j meestal um 't heuf of 't gezichte te bescharmen. Lar: Jan gooien 'n steen en Piet dén dok zich um den steen neet tegen de kop an te krie- gen. Wesd: Jan smet met 'n keie en Piet doeken zich dat de keie 'm niet zol vatten. Ang: Um de steen te ontduken, duken Piet zich. [ONTDUKEN "ontduiken"; ok: Gees]. Vars: Jantjen doeken zich, anders had e 'n klap van zien vader ekregen.
Ste: Piet dok/duken. Doet: Piet daok/dok. Gen: Piet duken zich.
Acht 1895: Hee smet nao mie maor ik doek- te [Telge 2, 25]. Vars 1985: Gauw! Achter de hegge! En doe- ken! [Telge 6, 85]. Lich 1991: Hee doeken zich toot-t-e mi-j zoog kommen [Telge 8, 31]. Win 1971: IN-ENE-DOEKEN "in elkaar krui- pen" [Deunk 1, 100].
Lich 1991: Hee zit der as ne doeknekke bi-j, moor hee kan wal kaarten. DER AS NE DOEKNEKKE BI-JZITTEN "er ineengedron- gen bij zitten" [Telge 8, 31].
• Veur "met opgetrokken schouders lo- pen", "iemand die het hoofd laag tussen de schouders draagt", kiek in hoofdstuk 5, onder: doeken.
Pan 1988: MET DE BLEIK UMHOOG STAON "(gezegd van vrouwen) (op het land) zó gebukt staan, dat men tegen de onderbroek aan kan kijken" [Telge 7, 19].
LÖNNEN "leunen" duiken 07
Tussen doeken en du ken ('t laatste woord hef zich uut doeken ontwikkeld) is in den Acht gin dudeleke grenze, veural umdat door in nogal wat plaatsen beide woorden veur- komt. Dat gif an dat 't kaartbeeld in bewae- ging is. 't Standaardnederlandse duiken is (naöst doeken) veur één plaats-Westendorp- op-egeven; dat Westendorp op de grenze van doeken-duken Hg, kan miesschien ver- kloren dat door 't Standaardnederlandse woord zo geïsoleerd lig.
~ir 5
01 LÖNNEN: Wich, Vor, Ruu, Loch, Gees, Gels, Haa, Eib, Rek, Bel, Groen, Lich, Aal, Bre, Win, Din, Vars, Wesd, Zei, Dre, Hen, Tol/Vars 1985 (Telge 6, 215)], Lich 1991 [Telge 8, 74].
02 LEUNE(N): Gor, Alm, Zut, Lar, Nee, Gen, Voo, Doet, Gaa, Kep, Hen, Baa, Does, Ang, Lat, Zev, Did, sHe, Zed, Pan, Lob 11 Bat.
03 LÄÖNEN: Ulf. 04 STEUNE(N): Gor, Harf, Eef, Zut, Voo, Sil, Wehl, Wesv, Zev, Did, Her, Lob.
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer
 
 
 
Naar boven