Uw zoekacties: De mens, deel C. Pagina: 26

Woordenboeken van de Achterhoekse en Liemerse dialecten (WALD), 1984-2010

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Pagina
De mens, deel C. Pagina: 26
Titel:
Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse dialecten (WALD)
Deel:
C
Ondertitel:
De mens, deel C
Jaar van uitgave:
2001
Pagina:
26
Auteur:
Schaars, A.H.G.
HOOFDSTUK 2 BEWAEGINGEN EN HOLDINGEN DEE DEN ROMP (EN BENE) ANGAOT
ZITTEN "zitten"
01 ZITTE(N): Acht, Liem | | Wilp, Bat, Mar, Haak, Emm, Elt, Kle.
Gees: Zitten, maor wiej zegt: zitn. [Ok: Harf, Eef, Ruu, Loch, Lar, Bor, Nee, Eib, Rek, Groen, Lich, Bre, Tol 11 Bat]. Bor: Hee zit op 'n stool. Wesv: Ik gaoj der efkes zitte. Tol: A'j in-ens duzeleg wordt, dan zeg i-j: "Ik mot effen zitn".
Kot 1911: Zo vake at Jan van ne markt in huus kwam, was e neustereg en verdraejd en Iepen 'm de olde leukes al gauw in de waege. "Waorumme gengele i-j ok altied zo rond", zae e dan, "wat doon kö'j toch neet meer; 'k wol a'j op ow gat bleven zitten bi-j 't fernuus [Meinen 2, 14]. [GAT]. Lar 1838: Klaos-naef hef wat piene verslet- ten! Hie mos waal 'n ganse maond in 't bed- de op 't gat zitten eer ie kon staon of gaon [GV-alm 183]. N Acht 1844: Permitteer mij UE attent te maken op afreuse lomphede waardoor de Graafschapsche taal zich zoo bijzonder dis- tingueert, b.v. op 't gat zitten [GV-alm 155].
• "Op zijn achterste zitten":
01 OP T END(E) ZITTEN: / sHe 1982 [Telge 3,41], Lich 1991 [Telge 8, 37].
02 OP DE BAES ZITTE: / Pan 1988 [Telge 7, 75].
03 OP DE KRINT ZITTE / Pan 1988 [Telge 7, 75].
04 OP 'T GAT ZITTEN: / Acht 1895 [Telge 2, 38].
Lich 1991: Hee zat op 't ende in berre [Telge 8, 37].
Win 1971: Zet ow maor 's op 't ende. Hee zat zik op de meerze. ZIK OP 'T ENDE ZETTEN, ZIK OP DE MEERZE ZETTEN "rechtop gaan zitten" [Deunk 1, 66].
Zie 1991: Jannao zit altied te braddeken an taofel; door kan gin mense meer naost zit- ten. ZITTEN TE BRADDEKEN "breeduit (aan tafel) zitten" [Telge 8, 26].
Lich 1991: SNIEDERSGEWIEZE ZITTEN "in kleermakerszit zitten" [Telge 8, 111].
• "(Op een stoel) gaan zitten":
01 ZICH/ZIK ZETTE(N): Eef, Wich, Ruu, Bor, Gees, Rek, Lich, Aal, Din, Voo, Ulf, Vars, Zed/Win 1971 [Deunk 1, 283], Lich 1991 [Telge 8, 148].
02 ZICH DALE ZETTEN: Vor, Bel, Win / Groen 1936 [Mogendorff 1,8].
03 ZICH NEERZETTEN: Haa, Bel, Dre. 04 ZICH ZITTEN: Win. 05 PLAATSNEMMEN: Vor. 06 DALEHOEKEN: Bel. 07 ZICH DALE SMIETEN: / Lar 1924 [Lange- ler 1, 144].
08 DE BEEN VAN ZICH AF SMIETE: / sHe 1982 [Telge 3, 13].
Vars: Jan zat/zetten zich op 'n stoel. Win: Jan ging op ne stool zitten: hee ging zich zitten.
Zed: Ze zegge nog wel 's: "Ik bun erg muu, ik wil effe van de been af"(= ik wil effe gaon zitte). VAN DE BEEN AF WILLE.
• "(Aan tafel) gaan zitten":
01 ANSCHOEVEN: Ruu, Bor, Bre, Vars. 02 ANSCHUVEN: Does. 03 ANSCHIKKEN: /Acht-Tw 1948 [Wanink 1, 68], Vars 1985 [Telge 6, 23].
04 BI-JSCHIKKEN: / Lich 1991 [Telge 8, 21].
Vars: A'j anschoeft, kö'j met etten. Lich 1991: Too-t-e zich bekend emaakt had, moch e bi-jschikken [Telge 8, 21]. Acht-Tw 1948: Zich um den heerd schikken "naast elkaar om de haard gaan zitten" [Wa- nink 1, 174]. [ZIK SCHIKKEN].
i r 561
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer
 
 
 
Naar boven